De vader, de tijd.
Altijd het verstrijken, dan weer langzaam, dan snel, nooit achteruit, altijd vooruit. Nooit in het nu, wat niet bestaat.
Nimmer stilstaande bij wat is, maar immer bij wat niet zal zijn of nooit echt is geweest.
De moeder, de liefde. In pijnlijke stilte het verlies. Het kind - blauw - geboren uit haar schoot.
Ik houd het vast, wil het verwarmen, maar mijn handen zijn koud. Mijn hart klopt niet.
Ik ken niet de genegenheid, het vertrouwen.
Ik haal onherroepelijk, breek het verbond.
Ik geef niet, ik neem;
ik ben de dood, niet geboren uit een schoot.
Altijd het verstrijken, dan weer langzaam, dan snel, nooit achteruit, altijd vooruit. Nooit in het nu, wat niet bestaat.
Nimmer stilstaande bij wat is, maar immer bij wat niet zal zijn of nooit echt is geweest.
De moeder, de liefde. In pijnlijke stilte het verlies. Het kind - blauw - geboren uit haar schoot.
Ik houd het vast, wil het verwarmen, maar mijn handen zijn koud. Mijn hart klopt niet.
Ik ken niet de genegenheid, het vertrouwen.
Ik haal onherroepelijk, breek het verbond.
Ik geef niet, ik neem;
ik ben de dood, niet geboren uit een schoot.
Comments